Het verhaal van Klaske
Mijn herinneringen.
Wij, dat waren vader Meine en moeder Zwaantje van der Sluis, met 8 kinderen en in juli 1942 kwam er nog één bij! Op de boerderij Zathe “Stilgelegen”, die ongeveer 1 Km. en 200 meter van de verharde weg stond en waar we van ongeveer half september tot moeders verjaardag (21 april) lopend door het laagveen, dus prut, naar de verharde weg gingen! Laarzen aan en als het veel geregend had de overal over onze nette kleren. Schoenen in de hand en later de fietsen in de schuur bij buurman Jan de Jong. Tot mijn 12de jaar had ik geen fiets, dus alles lopen, elke dag naar school en zondags naar de kerk. Toen ik ongeveer 2½ jaar was ging ik ‘al’ mijn vader helpen in de stal of op het land. Bij het hekkelen in de herfst was ik soms koud en had dan een bruin teddyjasje aan en als ik dan moe was, werden er twee gereedschappen in de lengte naast elkaar gelegd, zodat mijn achterwerkje daar precies oppaste en zo kon ik fijn bij vader in het land blijven. Toen werd ik ziek en heftig, bronchitis, longontsteking en nierbek- ontsteking. Meer dan een half jaar en zeer ernstig, zodat de dominee ’s morgen aan mijn broers vroeg, “leeft jullie zusje nog?” maar gelukkig is het goed afgelopen. Ik moest veel pruimen eten en een stukje zeep werd in mijn anus gestopt om de ontlasting maar weer opgang te krijgen. Ja een kind dat altijd in de weer was en nu zo’n lange tijd op bed. Het schaaltje voor de pruimen is nog in mijn bezit! Na zoveel jaar met een scheur!
Met 6 jaar moest ik naar school, wat een ommekeer. Met 6 jongens kwam ik in klas één, maar klas twee en drie zaten in het zelfde lokaal. Meester Hofstra zette die anderen eerst aan het werk en ging toen onze namen en geboorte datum vragen. Toen ik zei, Klaske Geertje van der Sluis en ik ben 24 mei jarig, riep een meisje uit klas 3: “Dan ben je met mij jarig, maar je kunt mij lekker niet in halen!” Maar in klas 5 zat ik naast haar en voor een lekkere dikke appel, maakte ik haar bijbels opstel naar aanleiding wat Meester de Groot ‘s morgens had verteld. In juli 1942 werd er nog een zusje geboren. Pa vertelde dat Ma ziek was en in een spijker was getrapt op de vloer van de kamer! Ik snapte daar niks van! Want elke nacht kroop ik wel even uit het onderbedstee naar de pispot, die vlak bij de bedstee van mijn ouders stond en ik had daar nog nooit een spijker gezien of gevoeld!!!!!! In de oorlog was het geen pretje om naar school te gaan, soms deden de kachels het niet of het papier was op. Ja, het meeste schreven wij op een lei met de griffel en zo’n lekkere, stinkende sponsdoos in je vak onder de tafel. Meester schreef op het bord met krijt en als je niet oplette kreeg je het krijtje naar je toe gesmeten. Soms hadden we ook vrij, dan was er niks meer voor de kachels. In mei 1944 gingen Titte en Wiep trouwen. Ze hadden een huis in Lemmer gekregen, Titte werkte in de Noordoostpolder. Wiep woonde in Scharnegoutum en dus moesten wij, vader, moeder en de meisjes Tina, Klaske en Pietje in een koets met paard naar Sneek naar het gemeentehuis en de kerk in Scharnegoutum. Op de terugweg vloog de hoep van een wagenwiel er af en reden wij op de spaken. Dit kon dus niet en is vader bij een boer gaan vragen om een andere koets en die de andere dag weer ruilen. Hoe mijn broers daar naar toe zijn geweest weet ik niet, wel dat Beppe Eke op Geertje paste.
In juni 1944 kwamen al de eerste onderduikers, ze dachten daar is het veilig! De meesten waren familie van ons. Ik denk dat Titte Ritskes de eerste was, hij was al eens met zijn verloofde Cor bij ons op de boerderij geweest. Daarna ging het zo snel, er kwam bijna wekelijks iemand bij. Dat die winter waren er meer dan twintig monden die gevoed moesten worden. Oktober 1944 kon Cor het in IJmuiden niet meer harden en is stilletjes bij haar ouders de deur uit gewipt en lopend weg gegaan. Ze was toen goed 7 maanden in verwachting. Ze wist: “Ik moet lopend naar Amsterdam en daar de nachtboot pikken naar Friesland”. Maar in Amsterdam kwam ze er achter dat de boot aan de andere kant van het IJ lag. Toen heeft ze de meeste kleren uitgetrokken, op een plank gelegd en met haar tas voor haar uit, is ze zwemmend naar de overkant gegaan. De kogels vlogen haar om de oren, de Duitser dachten dat het een onderduiker was, maar toen ze ontdekten dat het een vrouw was, hielden ze zich gedeisd. Om 23.00 uur vertrok de nachtboot en was dan de volgende morgen om 5.00 uur in Lemmer. Ze wist dat er vlakbij de herv. kerk een neef van haar man woonde, dat was onze oudste broer, die zou haar vast wel bij Oom Meine en Tante Zwaantje willen brengen! Broer Titte, maar die was voor zijn veiligheid met Wiep, zijn vrouw en de kleine Meine al ondergedoken bij ons op de boerderij. Toen ze dat hoorde van een buurman van Titte en Wiep, wist niet meer wat ze doen moest. De buurman heeft zijn vrouw uit bed getrommeld, thee gezet en is later op de morgen met haar op een tandem met cussionbanden naar Nijega gefietst. In gedachten zie ik ze nog komen! Het was zaterdagmorgen, ik moest/mocht met Mem het werk doen in de kamer waar we sliepen, maar s’ winters ook woonden. In de zomer woonden wij in de stookhut, die groot genoeg was voor de vele personen. Maar ja, waar je slaapt komt ook stof, vandaar onze bezigheden daar. Zaterdagsmorgens daar een grote beurt en wat brachten die Belstjeblommen van Mem een rommel! Plots zei moeder tegen mij “Kijk eens wie daar aan komt”? Wij woonden nl. 1200 meter het land in en je ogen waren zo gewend om te turen, dat je van een afstand al zag of raadde wie of wat er aan kwam. Mem riep: “Dat is buurman Seinen en Cor van Titte zit er achter op”! Wij konden het bijna niet geloven, maar het was wel zo. Moeder in de stal roepen: “Titte Ritskes kijk eens wie daar aan komt!” Nu dat weerzien zal ik nooit vergeten ! Een oude boer (Omke Nolle) die het zag, had het altijd over paardenhoeven die tegen elkander aanklapten. Zo klonk die dikke kus!!
Op 31 december 1944 is Gea geboren. Het was zondagmiddag en vader kwam net uit de kerk. Moeder zei: “Je kunt wel weer terug gaan en de dokter bellen, het is zover”! Ja, telefoon was er alleen in het postkantoor. Dr. Bijlaard kwam met vader terug op de lorrie met de hond er voor die wij ook gebruikten voor het melkvervoer. De bevalling moest in de bedstee gebeuren in de kamer, want daar brandde de kachel. Een carbidlantaarn en een oliepitje op de plank in de bedstee. Wij, de jongeren, moesten zich vermaken in de stal met spelletjes en boeken. Tina 10, Klaske 8, Pietje 6, en Geertje 4. Vader had pakken stro op de rand van de grup van de koeien gelegd, zodat het niet zo spetterde!! De dokter moest zo nu en dan ook wel eens een plasje plegen en dat werd dan ook in de goot gedaan, ja, wel een eindje verder! Tijdens een plaspauze liet hij zich ontvallen: “Als daar niet een jonge vrouw op mij wachtte, dan kwam ik er bij zitten, wat een mooi gezicht en wat hebben jullie het hier gezellig”! Later moesten wij toch op bed in het kamertje boven de kelder, maar we wisten ook dat de kinderwagen in de kledingkast stond op hetzelfde kamertje! Dus van slapen kwam niks, totdat Ome (Titte Ritskes) boven kwam en wij in koor riepen: “Wat is het geworden”? Het antwoord was: “Een meisje en ze heet Gea”. Hoera en wij konden slapen! Nieuwjaarsmorgen met Vader naar de kerk en na afloop mochten wij bij de buren vertellen dat er een meisje was geboren op de boerderij ! Van één buurman kreeg ik een stuiver, wat een geld in mijn ogen toen. Gea groeide voorspoedig op. Cor breide heel veel, vestjes voor ons van witte schapenwol en daar kwamen rode knopen op en een jurkje voor de jongste. Vanaf juli 1944 tot oudjaar is er heel veel gebeurd op de boerderij en er om heen!
Toen we op een morgen naar school liepen, waren er allemaal vliegtuigen in de lucht. Boven Gaasterland zagen we dat ze bommen lieten vallen, één kwam bij Wierda op de Bokke leane terecht, was dat omdat de V1 of de V2 in de bossen werden af geschoten?
Tina en ik waren een paar dagen met vakantie bij Titte en Wiep op de Lemmer, maar na twee dagen werden we al opgehaald door vader, want er was iets vreselijks gebeurd in Nijega. In het dorp was Johannes Schweitzer ondergedoken, roepnaam Joop, hij kon daar eigenlijk niet blijven, daar hij heel erg bang was en misschien dan anderen in gevaar kon brengen. Bij ons was nog wel plaats en ‘s avonds, in de schemering, zou hij bij ons komen. Op de boerderij na het avondeten las mijn moeder psalm 91 en mijn broer Klaas zat in de deuropening wat om hem heen te kijken. Plots riep hij: “Razzia, daar rijden ze”. Ja hoor, een hele stoet vanaf Oudega en toen naar Nijega. Toen ze op de hoek bij de kerk waren, werd er geschoten. Direct riep mijn broer: “Dat is vast op Joop”! Het klopte. Zonder waarschuwen werd hij dood geschoten! Op de leeftijd van 23 jaar. Zijn vader was predikant in Balk en Joop ligt begraven bij de kerk in Harich (oostkant ) Dit heeft een grote impact achter gelaten , ja bij vele mensen!
Veel razzia’s volgden en niemand van de jongens durfde meer op de boerderij ‘s nachts te slapen. Ze zwierven, zodra het begon te schemeren, door de polder of gingen met een bootje naar het eilandje in het meer. Als het de andere morgen weer ‘veilig en licht’ werd ging vader zgn. naar de koeien maar seinde de jongens dat ze veilig terug konden gaan naar de boerderij en op adem komen van al de spanning! Op de ‘Polle’ zo noemden wij het eilandje, waren sommigen van hen drijfnat geworden doordat ze toch door vermoeidheid in slaap waren gesukkeld en door de deining van het water werden hun kleren kleddernat.
Vaak waren er toch mensen om de boerderij geweest, dat kon je zien de andere morgen aan ombekende laarsafdrukken, op een stuk erf waar wij bijna nooit liepen! Bv. bij de kelderluikjes en voor het gangetje tussen de boerderij en het hok.
Een neef van ons (Titte Haringsma alias Max) werd in Warns opgepakt en weggevoerd naar Delfzijl. Door de ondergrondse via Groningen –Leeuwarden naar Sneek gebracht bij zijn zus en zwager. Jan en Geke Visser. Maar daar was hij niet veilig. Broer Klaas lag in het ziekenhuis en daar konden ze de melk van vaders koeien wel gebruiken. Dus bijna dagelijks ging vader met paard en brik flessen melk brengen. Terug was je dan leeg en was er plaats onder het schootkleed, dat je over je voeten had, voor een onderduiker!! Zover ging alles goed tot ze in Hommerts halt werden gehouden door de Groene Polizei. Willem was bij vader die dag. Vader had al tegen Titte gezegd: “Je koest houden en als er onraad is geef ik een ferme trap en dan helemaal muisstil”! De vraag was, waarom vader nog op pad was? Het antwoord van vader “Mijn zoon ligt in het krankenhaus en daar hebben ze geen milk, ik ga het elke dag brengen”! En goddank, ze lieten vader en Willem gaan met hun vrachtje! Vader durfde toen niet direct naar de boerderij te gaan en heeft bij Uilke van der Kooi paard en wagen laten staan en zo daar het land in gelopen. In de oorlog werden grote risico’s genomen!
Met het Kerstfeest 1944 van de zondagsschool stond er al veel water in de polder, maar we gingen toch kerst vieren in de kerk. Vader met ons op de lorrie en dan lopend de weg langs. Wat was het donker toen we weg gingen om 17.00 uur! Maar in de kerk was het licht, warme chocolade melk, in je eigen meegenomen beker, een mooi verhaal en een dikke appel van de bomen van Jouke Kooiker!! Maar om 21.00 uur was het afgelopen en dan naar huis. Moeder had, ondanks het verduistering gebod, het luik voor het raam open gedaan en er branden kaarsjes in boompje en het schitterde in het water buiten! Die schittering zal ik nooit en te nimmer weer kunnen vergeten. Wat een moed in die tijd!!
Ook werd er geslacht op de boerderij, ‘een schaap kon zomaar verdrinken in een droge sloot’ want zoveel monden moeten wel gevoed worden. Ds. Brouwer zou komen praten met Titte en Cor over de doop van Gea en toen hij ondekte dat er een schaap aan de balk hing, vond hij dat luguber en eng, maar toen vader een kilo vlees de volgende dag bracht, had hij geen af keer meer! Persoonlijk vond ik schapenvlees stinken als moeder het klaar maakte, die lucht kan ik nog in mijn neusgaten ruiken, als ik daar aan denk!!!!!!
Gea werd gedoopt begin maart 1945. Het was rustig en een ieder durfde het aan. Maar de andere morgen, het was maandag, toen is er heel veel gebeurd. Vader was met Klaas, Fekke en Willem in de stal om de koeien te melken. Mem en Eke waren ook al op, er wachtte een grote was en dan kan je niet vroeg genoeg beginnen. De luikjes van de grote kelder (daar kon je met een hooiwagen in omkeren) werden open gedaan, zodat er iets was gewassen en door de wringer was gehaald al kon drogen, aan de lijntjes die zigzag waren gespannen in de kelder. Toen werd er ontdekt dat er een groep soldaten al vlak bij de boerderij waren. Snel een ieder waarschuwen en een elk wist wat hij in 3 á 4 min. moest doen! Wie nog van de onderduikers op bed lag, vliegensvlug in ‘het hol’. Klaas in het warme bed van Titte en Cor, met een ‘drankje’ naast hem wat wij op verstuikte enkels smeerden, maar als drankje zag het erg vies uit! Cor begon te voeden met Gea. ‘Het hol’ was uit gespleten in het vak hooi tegen de paarden stal, maar de jongste van de paarden was niet zo mak en als ze daar mee bezig waren moest hij telkens even uit de stal. Die morgen was daar geen tijd voor en hij heeft geen poot verzet! De paarden moesten er uit, zeiden ze: “Nee, zei vader, dat gaat niet, ze zijn drachtig”! En mede dat een Duitser gek is met paarden, bleven ze op stal! Als je daar aan terug denkt, begrijp je wat een wonder dat was, dat ze daar in stonden!
De koeien stonden in een lange rij en het jongvee in de kleine rij daar haaks op. Het drinkwater voor de melkkoeien konden wij via een goot voor hun bek pompen, maar het jonge vee moest met emmers drinken gegeven worden. Dus liet vader met opzet een paar emmers water daar vallen en alle sporen van de onderduikers waren weg! Ze hebben de gehele boerderij van onder en boven doorzocht. De commandant zat rustig op een stoel in de warme kamer, genietend van Cor met Gea aan de borst. De vraag kwam, waar haar man was, Cor gaf antwoord en zei: “Mijn man is in Duitsland als melkersknecht”. Nu dat was geweldig natuurlijk en kreeg ze wel post van hem? Ja, hoor zei Cor en gaf een brief van Luitzen Beuckens een man die altijd bij ons in de kost was, maar mede om ruimte te geven voor onderduikers op de boerderij, naar Duitsland als melkersknecht was vertrokken. Nou die schreef altijd “Beste mensen” als aanhef en eindigde met “de groeten aan allemaal, Luit”. De commandant was overtuigd, dat zit snor! Maar Cor durfde Gea niet weer van de borst weg te nemen, want de papieren van haar Titte zaten in de BH en daar moet je dan niet mee sjorren. Gea heeft uren en uren aan de borst gelegen! Op de hooizolder ontdekte vader één die spek wilde stelen uit het rookhok bij de schoorsteen: ” Zeg wat gebeurd daar, als je wat hebben wilt kun je het mij vragen”? Nu hij wilde graag een stuk spek hebben. Vader trok zijn mes, waar hij mollen mee stroopte en sneed een reep spek voor hem af, rolde het in een stuk papier van een zak waar schapenwol in had gezeten. Niet te eten geweest natuurlijk!! Een ander liep op de zolder en door de oorlog was er geen hout te krijgen om nieuwe planken te leggen. Wij wisten precies waar we moesten lopen, vader waarschuwde hem nog, maar hij zou het zelf wel bekijken en oeps, daar ging hij, door de planken schommelde nog even op de staartlijn van de koeien en floep in de goot met stront achter de koeien. Dan moet je niet lachen! Roomboter uit de kelder meenemen. Luit was een verzamelaar van koperen centen en die had hij in zijn kist gestopt, maar ze waren wel weg! De onderduikers konden ze gelukkig niet vinden, al hoe ze ook met hun bajonetten (op het geweer) in het hooiblok prikten. Ze vroegen aan vader om de grote roede, die je dan gebruikte om de warmte te meten van het hooi, als er ook kans was op hooibroei, dit werd dan gedaan een paar weken na de oogst. Maar die moest je in de oorlog inleveren, voor het maken van oorlogsmateriaal. Maar die van vader lag veilig in de sloot voor de boerderij! Er moest ook nog een auto verborgen zijn zeiden ze, maar dat was één boerderij verder. “Waarom staan die mensen daar allemaal bij de kerk”? was één van de volgende vragen. Vader antwoordde: “Vraag het hun, ik heb geen idee”. Maar die hadden zondags de doop mee gemaakt van Gea. In de stookhut stonden allemaal schoenen. Ja, zei moeder die zijn van de hele week, daar heb ik niet direct tijd voor om te poetsen.
-Maar het ergste was dat ze persoonsbewijzen wilden zien, sommige zaten in onze broers hun jasjes in de klerenkast in het opkamertje. Moeder werd door een soldaat met het geweer op de haar rug gericht naar boven gestuurd om ze te halen, maar hij zou zelf ook mee helpen. Maar één van de onderduikers had zijn persoonsbewijs ook in zijn jas laten zitten, die sukkel! Die vond hij natuurlijk, maar hij was zo blij met de foto (van de vriendin) die uit het persoonsbewijs rolde, dat hij liet het verder vallen en moeder gaf het een schuiver achter in de kast. Klaas op het bed begon te hoesten als had hij difterie had en daar waren ze doods benauwd voor. Met een grote sprong was de soldaat beneden en het gevaar was goddank geweken! Maar ze waren nog niet weg van de boerderij en wij, Tina, Klaske en Pietje lagen nog altijd in de bedstee! Er moest ook nog een klein keldertje zijn volgens hun. Moeder begreep eerst niet wat ze bedoelden, maar dat was onder vader en moeder hun bedstee en dan kon je gewoon onder de vloer komen. ” Het rattengat ” zeiden wij altijd. Toen die soldaat er in kroop zei de commandant: “Sluit het nu maar, dat is een mooi plaatsje voor hem”!
Het was tegen 10 uur toen ze van plan waren om te vertrekken. Maar ja, weer door het water te lopen hadden ze niet zo veel zin in en ontdekten de lorrie, maar die moest geboomd worden net als een boot. Nou dat kwam wel goed zeiden ze, maar de commandant bleef liever nog even staan. Vlak bij de boerderij liep de rails, voor de lorrie, met een haakse bocht naar de weg. Er werd met een rotgang geboomd en in de bocht vlogen ze allemaal er af, in het water en modder. Drek zat overal! Ze moesten van de commandant terug komen en tegen de muur. Vader moest emmers water tegen hun aangooien en mijn broers maar water pompen! Het was zeker een prachtig gezicht, want de commandant zat op een stuk kuilvoer te lachen met zijn handen om zijn buik en riep: ” Bauwer, bauwer, mijn lief, mijn lief, hou op”. Daarna moesten alle geweren uit elkaar gehaald worden, schoongemaakt en droog. Het was plusminus half elf voor ze weg waren en de jongens durfden niet voor 12 uur uit hun hol te komen. Gelukkig, alle onderduikers waren niet dat weekend op de boerderij, sommigen waren bij hun meisje. Dit was een hele angstige morgen die je je levenlang niet vergeet! Alles was goed gegaan, maar het had ook anders af kunnen lopen! ‘s Middags las moeder psalm 91 weer, net als toen Joop Schweizer dood geschoten was. Moeder haar psalm waar ze kracht uitputte! Meerdere uit onze familie hebben deze psalm ook gekozen voor hun trouwdienst.
Verdere onderduikers waren o.a. Tjeerd een broer van Yke Veenstra, zus Eke haar vriend, Jan Plantinga en Diederd Schilstra. Diederd sneed de koolrapen voor moeder met een sabel, net als die op TV doet met champignons, hele mooie plakjes! In het dorp ging het gerucht, dat er elke avond een vent liep ongeveer bij de boerderij van oom Nolle, terwijl geen één op straat mocht ‘s avonds. Diederd ging één avond weg en ze hebben hem nooit weer gezien.
In april ’45 op een maandag, de vijand was aan het verliezen, werd er heftig geschoten bij het sluisje, dat ligt tussen de Fleussen en de Galamadammen. De kogels ketsten bij ons tegen de stalmuur. Fekke die op de mestvaalt was met een kruiwagen vol mest, bedacht zich geen moment en rende naar de kinderwagen in de tuin, waar Gea in lag. Hij boog zich er over heen, ja, wat doe je te beschermen? Gelukkig was het gauw voorbij. Later vonden wij nog wel een kogelgat in het ‘Hûske’, dat was de poepdoos op de gierkelder. Wij waren weer een souvenir rijker, want we hadden al één!
Op een zondagmiddag, we zaten mooi met zijn allen te lezen of spelletjes te doen, allemaal vliegtuigen in de lucht, maar dat was zo gewoon, je keek er niet meer na, tot we een luide knal hoorden en renden naar buiten. Hoogst waarschijnlijk was er een vliegtuig geraakt en wilde zijn ballast lozen, zo ook een tank benzine! Die was precies op de verste paal van moeders drooglijn gevallen. Een scheur er in, maar het meeste zat er nog in. De jongens een gat graven in de schuur en daar de tank in, ja gevaar zag je niet, in die tijd met alle mensen en beesten in de boerderij! De benzine deed later de binnenlandse strijdkrachten een groot plezier als brandstof! Ik zie het nog voor mij, de mannen kwamen op de motors het land inrijden om bij ons even te tanken!
17 april werd Nijega H O N officieel bevrijd verklaard, het was prachtig weer en we lagen op de polderdijk in het zonnetje, we zagen de tanks en jeeps rijden.
Voor mijn broers was het elke avond feest en ze gingen van het ene dorp naar het andere. Voor ons was het gewoon ‘s avonds bedtijd en we maakten weinig mee van het feestgedruis.
Titte en Cor wilden zolang blijven tot Eke en Yke 15 juli 1945 gingen trouwen. Ze wilden moeder helpen met de voorbereiding enz. Ze waren zo dat alles zo goed was verlopen en de grote zorg en moed die onze ouders in de oorlog voor een elk toonde! De dag van de trouwerij verliep niet helemaal vlekkeloos. Vanaf het gemeentehuis in Koudum ging één van de paarden bijna op de loop, bij de Galamadammen. Beppe Eke werd bang en deed de deur van het rijtuig open, mijn moeder kon haar nog net pakken! Toen zei mijn moeder: “Als er ooit weer één gaat trouwen, gaan we met een auto”! Daarna zijn Titte en Cor met Gea naar IJmuiden gegaan, dat waren de laatsten van de onderduikers, toen werd het echt STILGELEGEN! Gea vertelde op school dat haar ‘echte’ vader en moeder in Friesland woonden, maar die hadden zoveel kinderen en nu was zei maar aan deze vader en moeder gegeven! Vele logeerpartijen zijn er geweest en ‘s zomers kwamen ze altijd met de zeilboot en later met een kruiser naar Friesland. Even aanleggen in de ‘ûtwettering’, een inham bij het meer achter de boerderij. ‘s Avond fijn met hun het water op! Het contact is altijd gebleven, nu met Gea. Titte is overleden 08-12-1989 en Cor 16-04 2009
De lege tank heeft na de bevrijding voor Tina, Klaske en Pietje gefungeerd als schip, in een optocht. Wij stelden ons voor als de drie prinsesjes die net in Nederland terug gekeerd waren uit Californië, wij vertoefden daar nl. in de oorlog! En maar zwaaien tegen het publiek! De tank heeft ook nog jaren als bloembak voor de boerderij gestaan, met vergeet mij nietjes?? Nee ik denk GOUDSBLOEMEN. Alles was over!! Dit zijn mijn herinneringen en ik ben dankbaar dat ik zo’n fijne jeugd heb gehad, ondanks de gevaren van de oorlog.
Klaske Geertje Kuiper – van der Sluis,
25 november 2010.